DIGGEL-GOUD
Tegenwoordig vinden we in elke stad onder diverse merknamen de mooiste keramische serviezen uitgestald in winkels. Maar de ge-schiedenis van het Zwiebelmuster reikt eeu-wen terug en voert ons over grenzen naar China waar de oorsprong van porselein ligt. Die naam danken we aan Marco Polo, een Italiaanse ontdekkingsreiziger, die in 1295 het product beschreef als glad, hard en door-zichtig als het huisje van porcella of zwijntje, een zeeslak. Men onderscheidt het Chinese porselein naar de dynastieën en zeker de Ming periode (1368-1644) betekende een hoogtepunt in de porseleinkunst. Prachtige motieven werden met verglazingstechnieken op wit porselein geschilderd. Inmiddels weten we meer over de ingrediënten van het lang geheim gehouden Chinese recept voor hard porselein: kwarts, veldspaathoudende steen en kaolien. Kaolien is (witte) porseleinaarde -hoe meer, hoe harder het porselein- genoemd naar de Gaoling, een heuvelrug in het noorden van Jiangxi, bij Ch’ing-tê-Chêng, het porseleincentrum. De flora motieven die we terugvinden in het Zwiebelmuster vinden hier hun bron.
Velen werden gegrepen door de sierlijkheid van het dunne transparante porselein, waarvan ook de klank verschilde met aardewerk. De koningshuizen en de adel lieten op hun tafels schoonheid en rijkdom spreken door er grote verzamelingen van aan te leggen. Ook in Europa wilde men dit product kunnen maken, niet alleen invoeren, en in de 16e eeuw trachtten pottenbakkers in Italië onvermoeibaar die kunst te ontdekken. Tenslotte lukte het hen om een crèmewit zacht porselein te maken door verpulverd glas aan klei toe te voegen, maar dat experiment konden ze niet herhalen. De Fransen hadden in de volgende eeuw meer succes; ze werkten met zachte klei en lieten zich inspireren door oosterse ontwerpen. Het harde porcelein werd in 1709 in Duitsland uitgevonden door Johann Friedrich Böttger en een jaar later werd de Manufaktur Meißen opgericht. Het porseleingeheim werd door afvallige werknemers verspreid en er ontstonden meer fabrieken in andere, nu Europese, landen.
Een van Meißens beste ontwerpers en porseleinschilders uit de begintijd was Johann Höroldt. Hij nam na Böttgers dood het ate-lier over en hield zich bezig met Chinoiserie schilderkunst, dat zeer geliefd was, maar ontwierp later meer Europese landschappen en ‘Duitse bloemen’. Onder zijn leiding ontwikkelde porselein-schilder J.D. Kretschman in 1738/39 het motief Zwiebelmuster, het succesvolste blauw porselein. Het zijn decoratieve patronen van gestileerde bloemen, gebladerte en perziken in blauw onderglazuur. Het werd afgeleid van het Chinese voorbeeld van de drie gezegende vruchten, perzik-granaatappel-citroen (een gestreepte meloen, respectievelijk ‘tijgercitroen’ als vruchtvariant). Niet altijd werd een motief juist herkend, de meloen of de granaatappel zag men bijvoorbeeld aan voor een ui. In de volksmond werd gesproken vanZwiebelmuster (ui in het Duits).
Het Zwiebelmuster kent 3 motieven, gerelateerd aan de plaats op het voorwerp: Spiegelmotiv (chrysantentak, bamboestruik en rankende klimplant), Kehlenmotiv (lotusbloesem en klimplanten) en hetFahnenmotiv (oorspronkelijk 3 vruchten, perzik, granaatappel en meloen). De pioenroos werd een fantasieschepping. Het grote drieblad werd met de jaren weglaten.
Na 1860 ontstond er een hang naar traditionele motieven en behoorde men in de rijkere (burger)kringen een Zwiebelmusterservies en sierporselein van Meißen in huis te hebben. Met de tijd namen producenten als Villeroy & Boch, Hutschenreuther, Rosenthal en vele anderen, het Zwiebelmuster over, dat nog steeds in gebruik is en ook wordt ‘vertaald’ in eigentijdse motieven. En het overbekende Blue Danube uit Japan
( bron: Verhildersum )